Tijdens visstandmonitoring op het IJsselmeer zijn half oktober 2019 twee kleine marene’s (Coregonus albula) gevangen. Deze vissoort wordt zelden aangetroffen in Nederland. In 2015 en 2016 zijn na jaren van afwezigheid enkele exemplaren aangetroffen in de Waddenzee (NIOZ) en de IJssel (ook door ATKB).
De kleine marene is familie van de (Noordzee)houting, een soort waarvan de populatie de laatste jaren sterk is toegenomen in de Nederlandse wateren. Grootste verschil tussen beide soorten is dat de kleine marene een duidelijk bovenstandige bek heeft (zie foto). De kleine marene is een anadrome soort, die migreert tussen zoet en zoutwater. Er bestaan overigens ook ‘landlocked’ populaties die hun hele levenscyclus in zoet water volbrengen. Het verspreidingsgebied bestaat uit Scandinavië, (Noord-)Duitsland, de Baltische staten tot ver in Rusland.
In opdracht van de Stichting Transitie IJsselmeer (STIJ) en Wageningen Marine Research (WMR) voert ATKB een visstandmonitoring uit in het kader van het project ‘Op weg naar een duurzame visserij op het IJsselmeer-Markermeer; gezamenlijke bestandsopnamen als stap naar breed gedragen vangstadviezen’. De bemonsteringen worden uitgevoerd met de atoomkuil en stortkuil in het IJsselmeer en het Markermeer.
De atoomkuil is een vangtuig, waarmee ook het pelagische visbestand representatief wordt bemonsterd. Met de atoomkuil zijn twee kleine marene’s aangetroffen op twee verschillende meetpunten. Beide in het zuidelijke deel van het IJsselmeer. De vissen hadden een lengte van 19,4 en 20,6 centimeter. De herkomst van de in Nederland waargenomen kleine marene’s is onbekend. Meest waarschijnlijk is dat de soort via de Rijn vanuit Duitsland ons land heeft bereikt. In Duitsland wordt de soort lokaal in grote hoeveelheden uitgezet.