Onze doorgronders hebben, voor Rijkswaterstaat Oost Nederland, in de Afferdense en Deestse Waarden onderzocht hoe het staat met de instroom van vislarven en juveniele (jonge) vissen in meestromende nevengeulen.
Nevengeulen zijn wateren die parallel aan de hoofdgeul door de uiterwaard stromen. Aan het begin en het einde staan ze, bij voldoende hoog water, in verbinding met de rivier. Door de hoge stroomsnelheid en de afwezigheid van beschutting zijn veel grote rivieren minder geschikt als kraamkamer of opgroeigebied voor vis. De meestromende nevengeulen zijn daarentegen echte kraamkamers voor veel vissoorten. Om de waterkwaliteit te verbeteren en ruimte voor de rivier te creëren, worden nevengeulen aangelegd. De effectiviteit van deze geulen is onderzocht en er is een handreiking voor de inrichting van nevengeulen geschreven.
Meestromende nevengeulen
Meestromende nevengeulen hebben voor vis een aantal voordelen ten opzichte van de hoofdstroom. Er is een grotere variatie in stroming, waterdiepte en substraat. De invloed van scheepvaart is beperkt en meestal is er meer beschutting aanwezig in de vorm van vegetatie en dood hout.
In het kader van de Europese KRW (Kader Richtlijn Water), Ruimte voor de Rivier en de Nadere Uitwerking Rivieren gebied zijn sinds 1996 nevengeulen aangelegd. Zo’n twintig van deze geulen zijn meestromende nevengeulen. En tot 2027 worden nog meer meestromende nevengeulen aangelegd.
Onderzoek naar vislarven
Het onderzoek wijst uit dat vislarven zich door de stroming laten meevoeren in de uiterwaarden. Dit zorgt voor verspreiding van vislarven in een riviersysteem. De periode van het jaar, watertemperatuur, rivierafvoer en dag/nachtritme zijn van invloed op de mate van instroom. Om de instroom van vislarven in beeld te brengen, is gebruik gemaakt van larvennetten. Dit zijn zeer fijnmazige, puntvormige netten die in de stroming worden geplaatst. In dit geval in de instroom opening van de nevengeul. Vervolgens zijn alle gevangen vislarven gedetermineerd. Zowel in 2019 en 2020 blijkt een grote variëteit aan vislarven vanuit de Waal de nevengeul in te zijn gestroomd en zijn er respectievelijk 20 en 21 vissoorten gevangen. Dat is een mooi resultaat voor deze nevengeulen.
Geschikt opgroeigebied
Het rivierwater dat door de nevengeul stroomt kan een aanzienlijke hoeveelheid vislarven aanvoeren en de diversiteit is groot. De belangrijkste periode loopt van half april tot eind juni. Voorwaarde voor intrek is een voldoende hoge waterstand, zodat rivier en uiterwaarden met elkaar in verbinding staan. In de nevengeul kunnen de vislarven op zoek gaan naar een geschikt opgroeigebied, of zich verder af laten zakken terug naar de rivier.
Dit nieuwsbericht is een samenvatting van een uitgebreider onderzoeksverslag in Visionair. Article - Visionair - Vis & water - Sportvisserij Nederland
En eerder berichten wij over de kraamkamers van de Nederrijn en Lek.